
Jurisprudentie
BD0430
Datum uitspraak2008-04-04
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1517 WSF
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1517 WSF
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen contact meer met vader. Geen toekenning van aanvullende beurs zonder rekening te houden met het inkomen van de vader.
Uitspraak
07/1517 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 1 februari 2007, 06/689 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep),
Datum uitspraak: 4 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en de IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2008.
Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn moeder, [moeder appellant]. De IB-Groep heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. E.H.A. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 10 april 2006 (bestreden besluit) heeft de IB-Groep, beslissende op bezwaar, het verzoek van appellant om hem een aanvullende beurs toe te kennen zonder rekening te houden met het inkomen van zijn vader afgewezen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen dat besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat geen sprake is van een ernstig en structureel conflict tussen appellant en zijn vader als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a en artikel 7 van het Besluit studiefinanciering 2000 (Bsf 2000).
Appellant is van mening dat er wel sprake is van een dergelijk conflict. Hij is door zijn vader het huis uitgezet en heeft geen contact meer met hem. Hij wil zijn achternaam laten veranderen in die van zijn moeder. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij een verklaring van de schoolmentor en een verklaring van Bureau Jeugdzorg Groningen overgelegd.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
De Raad voegt daar nog het volgende aan toe.
Appellant heeft geen verklaring overgelegd van de RIAGG, een vertrouwensarts, psychiater, psycholoog of voogdijvereniging, die betrekking heeft op de relatie tussen hem en zijn vader. De verklaring van Bureau Jeugdzorg Groningen heeft betrekking op zijn broertje [naam broertje] en bevat geen informatie omtrent de relatie tussen appellant en zijn vader. De schoolmentor beschrijft enkel hetgeen appellant hem heeft verteld en deze verklaring kan om die reden niet worden aangemerkt als een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7, derde lid, van het Bsf 2000.
Met betrekking tot de naamswijziging heeft appellant ter zitting aangegeven nog geen verzoek daartoe te hebben ingediend omdat hij eerst moet sparen om de hoge kosten daarvoor te kunnen voldoen. Ook uit deze informatie kan de Raad niet afleiden dat sprake is van een ernstig en structureel conflict als hiervoor bedoeld.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet geen aanleiding voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.E.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 april 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
MK